Synesthesie in de muziek

Wat hebben Billie Eilish, Jean Sibelius, Pharrell Williams, György Ligeti, Alexander Skrjabin en Billy Joel met elkaar gemeen? Allemaal hebben (of hadden) ze een vorm van synesthesie, of het vermogen om specifieke kleuren te zien bij het beluisteren van muziek. Voor deze en vele andere kunstenaars heeft dit intrigerende fenomeen gefungeerd als een motor die hun artistieke output heeft aangedreven. De innige band tussen klank en kleur prikkelt al eeuwen de verbeelding, en niet alleen die van de synestheet.

“Kunt u misschien iets blauwer spelen?”
Over de band tussen muziek en kleur

Door de eeuwen heen hebben kunstenaars gestreefd naar de symbiose tussen de auditieve sensatie van geluid en de visuele sensatie van kleur. Hoewel die verwantschap vooral in de kunst tot uiting komt, is het in feite pure wetenschap: net zoals elke specifieke kleur bestaat uit een mengeling van elementaire kleuren, bestaat elke klank uit een opeenstapeling van elementaire tonen. In de muziek bepaalt dit spectrum de klankkleur of het timbre van een geluid. Vooral in de romantiek werd het potentieel van muziek om beelden en kleuren op te roepen ten volle benut. In zekere zin was de hele romantiek een zoektocht naar nieuwe timbres. Gedurende de negentiende en vroege twintigste eeuw zien we dat componisten het instrumentarium fors uitbreiden (denk maar aan Berlioz’ Symphonie Fantastique), de grenzen van de orkestklank opzoeken (zoals in Mahlers symfonieën), en ongewone tessituren verkennen (Stravinski’s Le Sacre du Printemps).

Ook in het vroeg-twintigste-eeuwse impressionisme vormde de relatie tussen muziek en kleur een belangrijke bouwsteen. Componisten als Debussy en Ravel lieten zich leiden door kleur om hun muziek vorm te geven: het visuele gaat hier dus aan het auditieve vooraf. Bekend is ook de correspondentie tussen de schilder Wassily Kandinsky en de componist Arnold Schönberg. Opvallend genoeg maakten beiden rond hetzelfde moment de overstap naar abstracte kunst. Schönberg en zijn leerling Anton Webern zouden zich in de eerste helft van de twintigste eeuw dan weer verdiepen in de ontwikkeling van de Klangfarbenmelodie of klankkleurmelodie, een techniek waarbij een melodie wordt verdeeld over verschillende instrumenten, zodat die zich voortbeweegt als een voortdurend verkleurende kaleidoscoop.

Belangrijk is echter dat in al deze voorbeelden het concept ‘kleur’ in feite een manier aanreikt om over muziek te spreken of na te denken. Kleur of klankkleur dient hier met andere woorden als een breed geïmplementeerde visuele metafoor voor iets muzikaals. Maar wat als muziek en kleur écht verbonden worden? Dan komen we opnieuw bij het neurologische verschijnsel dat synesthesie heet. Synesthesie is in feite een paraplubegrip dat breed gedefinieerd wordt als “het neurologische verschijnsel dat een waarneming in één zintuig automatisch een extra waarneming oplevert in een ander zintuig”. De koppeling van de auditieve prikkel (klank) en de visuele (kleur), de zogenaamde chromesthesie, is de bekendste variant. Componisten met chromestesie maakten graag gebruik van hun gave om esthetische finesses onder woorden te brengen. Zo beschreef de romantische componist en schrijver E.T.A. Hoffmann in zijn Kreisleriana een jas met een "do-kruis-klein-kleur" en "mi-groot-kleurige boord". Franz Liszt op zijn beurt vroeg ooit aan de muzikanten van zijn orkest om de muziek wat blauwer te laten klinken. Opmerkelijk genoeg is dat voor veel musici een begrijpelijk, zij het ongewoon, verzoek. 

“Maar wat als muziek en kleur écht verbonden worden? Dan komen we opnieuw bij het neurologische verschijnsel dat synesthesie heet.”

Voor andere componisten diende hun gave als inspiratie voor hun eigen muziek. Het meest spraakmakende voorbeeld dat expliciet vanuit chromestesie vertrekt, is wellicht Alexander Skrjabins meesterlijke orkestwerk Prométhée, le poème du feu uit 1910, voor piano en groot orkest. Vanuit zijn ervaringen als synestheet creëerde Skrjabin een vernieuwende toonspraak waarin klankkleur het structurerende principe van de muziek wordt. Skrjabins samenklanken zijn als grote wolken die voortdurend veranderen van kleur, textuur en densiteit. De traditionele tonaliteit, vanouds gebaseerd op de drieklank, liet hij bijna volledig vallen. Een interessante bijwerking van die harmonische fluïditeit is de climaxwerking in Prométhée: de muziek wordt niet naar één punt toe gestuwd, maar beweegt zich voort in opwellende klankgolven, van de ene climax naar de andere.

Skrjabin was ervan overtuigd dat het publiek zijn innovatieve muzikale toonspraak beter zou begrijpen wanneer hij hen zou onderdompelen in de kleuren die overeenkomen met zijn eigen synesthetische ervaring. In Prométhée koppelt hij specifieke kleuren aan specifieke samenklanken. Aan zijn partituur voegde hij een notenbalk toe voor een door hemzelf ontworpen lichtorgel, dat kleuren projecteerde op basis van de steeds wisselende harmonie van het werk. Zo wilde hij zijn publiek deelachtig maken aan een creatief proces dat de mens boven zichzelf zou doen uitstijgen. Skrjabins muziek is altijd nauw verweven met zijn interesse voor filosofie en spiritualiteit. De titel van het werk spreekt in dat opzicht boekdelen: ze verwijst naar de mythologische held Prometheus die het vuur stal van de goden en het aan de mensheid schonk. In zijn nooit afgewerkte multimediaspektakel Mysterium wilde Skrjabin nog een stap verder gaan in zijn prometheïsche gedachtegoed, en het in witte gewaden gehulde publiek (aan de voet van het Himalaya-gebergte) uitgebreid besprenkelen met verschillende parfums. Niet verbazend dat Skrjabin-specialisten weleens het woord ‘messiascomplex’ in de mond nemen…

In dit seizoen “Roeping” exploreert het Antwerp Symphony Orchestra de links tussen de verschillende kunstvormen. In het kader daarvan liet het een nieuwe lichtscenografie ontwerpen voor Skrjabins meesterwerk. De technologische mogelijkheden in 1910 waren uiteraard veel beperkter dan nu, en eerdere uitvoeringen van Prométhée met kleurenprojectie deden het briljante werk vaak oneer aan. De Brusselse lichtkunstenaar Antoine Goldschmidt vertrekt voor zijn nieuwe lichtscenografie vanuit Skrjabins muziek en esthetiek, maar vertaalt zijn visie op kleur en muziek naar hedendaagse middelen. Zo voert deze nieuwe creatie Skrjabins revolutionaire muziek en gedachtegoed de eenentwintigste eeuw in.

“Vanuit zijn ervaringen als synestheet creëerde Skrjabin een vernieuwende toonspraak waarin klankkleur het structurerende principe van de muziek wordt.”